Door drainages te verwijderen stroomt regenwater en grondwater minder snel naar de beek. Een hoogwaterpiek wordt daardoor minder hoog en er zal minder last van droogte zijn.
Van nature zijn veel gronden in de beekdalen, maar plaatselijk ook op de hellingen behoorlijk nat. Vaak omdat het regenwater niet goed kan wegzakken. Dit komt door de aanwezigheid van een slecht doordringbare laag in de ondergrond. In de zomer drogen deze gronden geleidelijk op. Andere gronden (‘bronweides’) zijn permanent nat door de aanwezigheid van natuurlijke bronnen. Uittredend grondwater zorgt hier het hele jaar voor vernatting.
Om de natte percelen geschikter te maken voor de landbouw, zijn ze in het verleden vaak gedraineerd met behulp van greppels, gegraven en rechtgetrokken bronbeekjes en/of ondergrondse drainage buizen. Deze brengen het water versneld naar de beek.
Door greppels te dempen of te verondiepen en drainage buizen te verwijderen of onklaar te maken, wordt de versnelde afvoer een halt toegeroepen. Door herstel van natte graslanden en extensivering van het landgebruik ontstaan vanzelf ruigten en natuurlijke graslanden, die meehelpen om het water opnieuw te laten infiltreren en te vertragen.