Vier oorzaken van wateroverlast in het Gulp- en Geuldal
Een regendruppel bereikt te snel de grond
Oorzaak is het ontbreken van vegetatie of het (tijdelijk) ontbreken van landbouwgewas op akkergrond. Er is geen bladerdek dat regendruppels kan opvangen. Dit speelt zowel in de stad als op het platteland.
Waarom is dit een probleem?
- Het zorgt voor een versnelde afvoer van regenwater naar beken en rivieren, waardoor hoogwaterpieken en overstromingen kunnen ontstaan.
- Harde regens op kale bodems veroorzaken bovendien het dichtslaan van de bodem, waardoor deze minder doorlatend worden (zie oorzaak 2).
Hoe kunnen we dit oplossen?
We vertragen het regenwater met hulp van de vegetatie, die het water opvangt voordat het de grond bereikt.
Een regeldruppel dringt niet in de grond
Gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen of bodemverdichting door zware machines kunnen leiden tot een slecht doorlatende bodem. Regendruppels trekken dan nauwelijks in de grond. Verder kunnen kale leembodems door zware regen, gevolgd door felle zonneschijn, dichtslaan en zelfs ‘dichtbakken’. Er ontstaat een harde korst (verslemping). Dit speelt met name op maïsakkers, die pas laat in de zomer begroeien. Verhardingen zoals tegels, klinkers, asfalt en dakpannen, verhinderen eveneens dat regenwater ter plekke in de grond kan dringen.
Waarom is dit een probleem?
- Regenwater dat niet de trage weg kan nemen via de ondergrond, maar oppervlakkig afstroomt over kaal, glad en verhard oppervlak, is sneller bij de beek, waardoor ook sneller een hoogwaterpiek en overstroming ontstaat.
- Slechte infiltratie in de bodem zal een laag grondwaterpeil en watertekort voorzaken.
- Onbegroeide bodems op hellingen waarover het regenwater oppervlakkig afstroomt, zijn onderhevig aan bodemerosie (modderstromen), waarbij vruchtbare landbouwgrond wegspoelt. Eronder gelegen natuurgebieden en beken worden door de aangespoelde grond belast met meststoffen en pesticiden. Beken worden bovendien tijdelijk troebel. Dit hindert vissen, die met hun kieuwen ademen, om zuurstof uit het water op te nemen.
- Dakwater dat niet in de bodem dringt maar via (riool)buizen wordt afgevoerd, zorgt bij hevige regens voor een overbelasting van de regenwaterafvoer/riolering in steden en dorpen. Dit kan leiden tot overstromingen. In droge tijden is er een watertekort in de bodem.
Hoe kunnen we dit oplossen?
Goed bodembeheer en voldoende begroeiing zorgen voor sponswerking van de bodem. Hoe meer bodemleven en hoe uitgebreider en dieper de wortelstelsels, des te meer holtes en kieren, waarin water kan wegzakken.
Eenmaal in de grond komt regenwater er te snel weer uit
Water stroomt van nature langzaam door de bodem, maar door drainages (greppels of ondergrondse buizen) stroomt het water versneld naar de beek. Deze drainages zijn aangelegd bij bronnen, waar grondwater op natuurlijke wijze uittreedt en vervolgens door een doorstroommoeras langzaam verder sijpelt. Ook in bodems waarin het regenwater niet diep kan wegzakken door een ondoordringbare natuurlijke (leem)laag zijn drainages aangelegd.
Waarom is dit een probleem?
- Versnelde waterafvoer door drainages zorgt voor een grotere kans op piekafvoeren en overstromingen.
- Tevens verdroogt de natuurlijke leefomgeving van planten en dieren, waardoor de biodiversiteit vermindert.
- Landbouwgebieden raken door drainages veel water kwijt. Dit is weliswaar de bedoeling (geweest) in deze gebieden, maar in extreem droge zomers, die door klimaatverandering steeds vaker voorkomen, leidt dit tot opbrengstverlies.
Hoe kunnen we dit oplossen?
Water dat in de bodem zit zo lang mogelijk in de bodem vasthouden en als het eruit komt, opvangen en re-infiltreren. Met andere woorden: de sponswerking van de bodem en de natuurlijke vegetatie maximaal benutten.
Eenmaal in de beek wordt water te snel doorgevoerd
Van nature komen snelstromende heuvellandbeken zoals de Geul, de Gulp en hun vele kleine zijbeken, tal van obstakels tegen die de stroomsnelheid (lokaal) afremmen. Denk daarbij aan omgevallen bomen, beverdammen, water- en moerasplanten en scherpe bochten. Veel natuurlijke obstakels zijn in het verleden verwijderd. Sommige worden nog steeds weggehaald om (lokale) opstuwing te voorkomen. Op sommige plekken kan opstuwing inderdaad ongewenst zijn. Maar op veel plekken is opstuwing juist wél gewenst, en kan een snelle doorvoer leiden tot wateroverlast en verdroging.
Waarom is dit een probleem?
- Water dat via de beek te vlot wordt doorgevoerd, zal benedenstrooms snel leiden tot een hoogwaterpiek, waardoor er overstromingen kunnen ontstaan.
- Hoge stroomsnelheden zorgen voor bodemerosie van de beek. De beekbodem en de beek komen dieper te liggen. Hierdoor zal de beek bij stijgend waterpeil minder snel de (brede) dalvlakte instromen. Als de dalvlakte minder benut wordt voor waterberging, kan er benedenstrooms eerder wateroverlast ontstaan.
- De natuur in en langs de beek verarmt als de beek een snelweg voor water is. Meanders en andere obstakels zorgen daarentegen voor diversiteit aan stroomsnelheden, leefplekjes (habitats) en soorten.
Hoe kunnen we dit oplossen?
In de beek en in het beekdal kunnen we het water afremmen door de natuurlijke beekdalprocessen te herstellen. De ruimte die hiervoor nodig is moeten we veiligstellen.